gezondheidpsychologie

Titel: Waarom we zo dol zijn op diagnoses en waarom dat soms misleidend is

chatgpt image 22 okt 2025, 00 40 35

In de geestelijke gezondheidszorg draait veel om één ding: de diagnose. Of je nu met depressieve klachten, angst, concentratieproblemen of een burn-out bij de huisarts komt, er volgt vaak een verwijzing naar een psycholoog en die wil weten: wat heb je precies?

Een diagnose kan opluchten. Eindelijk een naam voor wat je voelt. “Ik heb een depressie.” “Ik ben autistisch.” “Ik heb een angststoornis.” Die woorden kunnen erkenning geven, richting bieden en een gevoel van controle teruggeven. Maar ze kunnen ook vastzetten.

De kracht van benoemen

Diagnoses zoals depressieve stoornis, bipolaire stoornis, posttraumatische stressstoornis (PTSS), borderline persoonlijkheidsstoornis, autismespectrumstoornis (ASS) of ADHD geven houvast aan behandelaren. Ze zorgen voor structuur, behandelprotocollen en, heel praktisch, voor vergoedingen door de zorgverzekeraar. Zonder label geen behandeling, want de verzekeraar betaalt alleen als er een formele diagnose in het dossier staat.

Daarnaast bieden diagnoses taal voor iets wat anders ongrijpbaar blijft. Mensen die jarenlang worstelen met stemmingswisselingen, innerlijke leegte of paniek, ervaren vaak opluchting als ze horen dat er woorden en verklaringen bestaan voor hun ervaringen. Onderzoek laat zien dat het krijgen van een diagnose gevoelens van erkenning en opluchting kan versterken, vooral bij mensen die zich lang onbegrepen hebben gevoeld.

De keerzijde van classificeren

Maar een diagnose is geen waarheid, het is een model. Het beschrijft gedrag, gevoelens en patronen, maar verklaart ze niet altijd. En de grens tussen ‘normaal’ en ‘ziek’ is vaak dun. Wie langdurig stress ervaart, kan symptomen hebben van een angststoornis of depressie, maar ook gewoon tijdelijk uit balans zijn.

Onderzoek van onder andere de Britse psychiater Lucy Johnstone en de Nederlandse hoogleraar Jim van Os wijst erop dat veel psychische problemen beter kunnen worden begrepen als menselijke reacties op moeilijke omstandigheden, in plaats van als stoornissen die “in iemand zitten”. Van Os pleit zelfs voor het loslaten van het begrip “stoornis” en spreekt liever van psychisch lijden.

Sommige mensen identificeren zich zo sterk met hun diagnose dat het een identiteit wordt. “Ik ben borderline.” “Ik ben bipolair.” Terwijl het eigenlijk zou moeten zijn: ik heb kenmerken van… of ik ervaar klachten die hierbij passen. De diagnose beschrijft iets wat je ervaart, niet wie je bent.

De menselijke context

Een label kan helpen, maar ook vervreemden. Het zegt niets over waarom iemand klachten heeft. Twee mensen met dezelfde diagnose kunnen een totaal andere levensgeschiedenis hebben.

Een vrouw met een borderline persoonlijkheidsstoornis kan trauma hebben meegemaakt in haar jeugd. Een man met ADHD kan juist jarenlang zijn creativiteit hebben onderdrukt in een te gestructureerde omgeving. Hun gedrag lijkt op papier misschien op elkaar, maar hun verhaal is uniek.

Psychologen en onderzoekers benadrukken daarom steeds vaker het belang van contextueel begrijpen: niet alleen kijken naar symptomen, maar ook naar iemands geschiedenis, persoonlijkheid en omgeving.

De trend van zelfdiagnose

Op sociale media wemelt het van de filmpjes over autisme, ADHD, HSP, CPTSS (complex trauma) en dysregulatie. Mensen herkennen zichzelf in lijstjes en memes en stellen hun eigen diagnose. Dat kan waardevol zijn als begin van bewustwording, maar ook verwarrend.

Een herkenning is nog geen stoornis. En een label zonder context kan eerder beperken dan bevrijden. Tegelijk kan het vinden van een community van mensen met vergelijkbare ervaringen enorm steunend werken. Veel mensen met bijvoorbeeld autisme, ADHD of CPTSS ervaren herkenning, begrip en solidariteit in online groepen en ontmoetingen. Het label wordt dan een middel tot verbinding in plaats van een beperking.

Naar een menselijker GGZ

Steeds meer psychologen pleiten voor een herstelgerichte of dimensionele benadering: niet langer denken in hokjes, maar in gradaties. Niet: “Heb je een depressie?” maar: “Hoe sterk is je somberheid, en wat heeft die te zeggen?”

In plaats van te focussen op wat er mis is, verschuift de aandacht naar wat iemand heeft meegemaakt, hoe hij ermee omgaat en wat herstel betekent. Diagnoses kunnen nuttig zijn voor de administratie of als startpunt voor begrip, maar echte zorg begint pas wanneer we verder kijken dan de codes in het handboek en de mens weer zien die daarachter leeft.

Samenvatting
Diagnoses in de GGZ zijn handig, maar niet heilig. Ze helpen bij vergoeding, behandeling en herkenning, maar kunnen ook leiden tot misverstanden en stigmatisering. Onderzoek laat zien dat een mensgerichte benadering, waarin de diagnose niet het eindpunt maar het begin van het gesprek is, beter aansluit bij hoe mensen werkelijk herstellen.

Hi, I’m Nicole

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *